Sunday, August 10, 2014

Uit de oude doos: Beproefde dieren - over het nut van dierproeven

Van schattige puppy’s tot bonte koeien in een wei, mens en dier leven al eeuwenlang samen. In het Christendom werden dieren beschouwd als ‘zielloos’ en Descartes vergeleek ze later (in zijn theorie van het antropocentrisme) met machines. Vanaf de 18e eeuw ging de status van de dieren er fors op vooruit met de ontwikkeling van Darwins evolutietheorie en het begin van het utilitarisme (de opvatting dat al je handelingen moeten streven naar een zo groot mogelijke mate van geluk, van mens en ook van dier). Dit resulteerde uiteindelijk in de ‘Cruelty to Animal Act’ in 1876 waarin regels opgesteld werden voor het gebruik van dieren voor experimenten. Pas in de 20e eeuw (in België pas in 1929!) werden de eerste wetten rond dierproeven goedgekeurd en ontstonden de eerste dierenrechtenorganisaties. Kortom, in onze samenleving zijn we dieren met alsmaar meer respect gaan behandelen. Maar betekent dit dat dierproeven volledig verbannen moeten worden? Wat zijn de gevolgen daarvan en is dit haalbaar?

Proefdieren: een definitie

In België worden proefdieren gedefinieerd als “ieder levend, gewerveld dier (inclusief vrije levende en/of zich voortplantende larvale vormen bv. kikkervisjes) dat wordt gebruikt of voorbestemd is voor proefdierdoeleinden”. Over het algemeen mogen dierproeven doorgaan als ze strikt noodzakelijk zijn en indien geen alternatieve mogelijkheden beschikbaar zijn. De gebruikte soort moet zorgvuldig afgewogen worden, er moet een minimum aantal dieren gebruikt worden en liefst wordt er gebruik gemaakt van het dier met de laagste graad van neurofysiologische ontwikkeling. De gebruikte methode moet een minimum aan pijn, lijden, ongemak of blijvend letsel veroorzaken en sinds 2004 is het verplicht opgeleid personeel te gebruiken. Bij het opzetten van dierproeven moet rekening gehouden worden met de 3 V’s: vervanging (zijn er alternatieven?), vermindering (door duidelijke communicatie vermijden dat bepaalde proeven meermaals uitgevoerd worden) en verfijning (optimalisatie van het welzijn van de dieren).

Met behulp van de Draize test werd gekeken naar de irriterende eigenschappen van cosmeticaproducten door ze aan te brengen op het ooglid van konijnen. Deze test wordt nu volledig vervangen door testen op koeienogen en kippeneieren. (bron: wikipedia)

Vervanging en vermindering

Wanneer mogelijk, maken wetenschappers gebruik van onderzoek waarbij geen dieren gebruikt moeten worden. Ze maken gebruik van computermodellen die biologische systemen nabootsen, gebruiken enkel cellen in proefbuizen of gebruiken verschillende soorten scans waar de dieren geen last van ondervinden. Zo ligt het aantal gebruikte proefdieren nu al zo’n 66% lager dan in de jaren ‘70. Een goed voorbeeld van vervanging is de zogenaamde ‘Draize’-test. Deze test werd gebruikt om te testen of bepaalde cosmeticaproducten irritatie van de ogen kon veroorzaken door ze aan te brengen op het binnenste ooglid van konijnen. Gedurende enkele dagen werd nagegaan of er irritatie van het oog optrad, waarbij het andere oog diende als controle. Deze testen zijn nu echter volledig vervangen door middel van in vitro-testen. Zo wordt het hoornvlies van koeien, verkregen na slachting van de dieren voor consumptie, gebruikt om te testen of de stoffen het hoornvlies beschadigen. In een tweede test wordt gekeken of de stoffen bloedklontering of beschadiging van bloedvaten kan veroorzaken door gebruik te maken van het vruchtvlies van kippeneieren. Als de resultaten bij beide testen positief zijn, is het geteste product veilig voor gebruik. Toch kunnen deze testen niet volledig voorspellen wat er in een organisme gebeurt en kan het de complexe mechanismen in levende wezens niet simuleren. Voor medicijnen bijvoorbeeld blijft het gebruik van proefdieren onvermijdelijk.

'Het aantal dieren gebruikt in dierproeven verbleekt bij het aantal dieren dat geslacht wordt voor consumptie.'

Verfijning

Omdat het compleet vermijden van dierproeven nog lange tijd onmogelijk zal zijn, wordt ook heel wat onderzoek verricht om er voor te zorgen dat proefdieren zo weinig mogelijk ongemak ondervinden tijdens de testen. Er is vooral veel voortuitgang geboekt in de leefomstandigheden van proefdieren. Bij het huisvesten van proefdieren moet hun omgeving zo goed mogelijk hun natuurlijke habitat nabootsen. Dit is natuurlijk afhankelijk van de gebruikte diersoort, de levensfase, enzovoort. De gebruikte kooien moeten vooral ook soort specifiek gedrag toelaten. Zo worden dieren die in groep leven liefst ook in groep gehouden, moeten dieren die hun eigen nestje bouwen daarvoor het nodige materiaal voorhanden hebben en moeten schuilplaatsen voorzien worden waar de dieren zich in kunnen terugtrekken. Al deze maatregelen komen niet alleen het welzijn van de dieren ten goede, maar zorgen er ook voor dat de resultaten van het uitgevoerde onderzoek zo correct mogelijk zijn. Verder moet iedereen die betrokken is bij de proeven een gespecialiseerde opleiding gevolgd hebben en wordt veel aandacht besteed aan de pijnbestrijding.

Aangepaste kooien voor makaken gebruikt voor dierproeven (bron: www.understandinganimalresearch.org.uk)

Overbodig of noodzakelijk kwaad?

Eén van de meest omstreden toepassingen van proefdieren is het testen van cosmeticaproducten. Omdat deze testen echter ondertussen makkelijk vervangen kunnen worden door in vitro testen (zoals het voorbeeld van de ‘Draize’ test die hierboven beschreven wordt) geldt sinds 2004 een geheel verbod van testen op dieren voor deze producten in heel Europa. Dit bleek echter niet voldoende om dierproeven volledig uit de cosmetica-industrie te bannen, omdat de ingrediënten van verzorgingsproducten en make-up niet vervat zaten in deze wetgeving. Maar ook de ingrediënten van cosmeticaproducten mogen sinds 2013 niet meer op dieren getest worden.
Voor geneesmiddelen ligt de zaak anders. Geneesmiddelen zijn noodzakelijk voor het welzijn van zowel mens als dier en moeten daarom uitgebreid getest worden, zowel in in-vitro testen als op levende wezens. Hiervoor worden echter niet zomaar wat chemicaliën op goed geluk aan de dieren gevoederd in de hoop dat er een positief effect is, neen, een geneesmiddel heeft al een hele weg afgelegd alvorens het bij de dieren terecht komt. Allereerst worden interessante chemische verbindingen geselecteerd door middel van computermodellen. Die bepalen aan de hand van de structuur van de moleculen hoe groot de kans is dat ze een positief effect kunnen hebben in levende wezens. Duizenden componenten worden zo gescreend, waarvan er slecht enkele honderden uiteindelijk verder onderzocht worden. Deze ondergaan dan eerst in-vitro testen, waarbij het effect ervan op individuele cellen onderzocht wordt. Opnieuw valt hier een groot deel van de kandidaat-medicijnen af. Slechts enkele bereiken uiteindelijk de ontwikkelingsfase, waarin ze onderworpen worden aan meer gedetailleerde modellen en in-vitro testen en uiteindelijk ook aan proeven op dieren, meestal muizen (meer dan de helft van alle gebruikte proefdieren zijn muizen). Pas daarna kan het geneesmiddel ook op andere dieren en later ook op mensen getest worden alvorens het op de markt gebracht wordt. Andere dieren die frequent gebruikt worden voor dierproeven zijn bijvoorbeeld konijnen, ratten, cavia’s en apen. Proeven met apen zijn echter aan nog strengere regels gebonden. Zo mogen mensapen niet gebruikt worden en mogen andere apen enkel gebruikt worden voor onderzoek naar levensbedreigende ziektes.

Overzicht van welke gewervelde dieren zoal gebruikt worden voor dierproeven. Knaagdieren worden veruit het meest gebruikt. (bron: wikipedia)


Dus...

Hoewel we al een lange weg afgelegd hebben in het verzekeren van het dierenwelzijn, bestaan dierproeven nog steeds en zullen ze dat ook nog lang doen. Ondertussen, dankzij niet-aflatende druk van actiegroepen en aangepaste wetgeving, blijft het onderzoek naar alternatieve methoden voortduren. Toch moeten we dit alles in het juiste perspectief zien. Het aantal dieren dat voor dierproeven gebruikt wordt, verbleekt bij het aantal dieren dat als huisdier gehouden wordt en al helemaal bij de hoeveelheid dieren die geslacht worden voor consumptie. Het aantal levensreddende medicijnen (voor mens én dier) dat ontwikkeld werd dankzij dierproeven is ook niet te onderschatten. We moeten dan ook realistisch zijn en dierproeven zien zoals ze zijn: een noodzakelijk kwaad dat waarschijnlijk al miljoenen levens gered heeft en hopelijk in de toekomst vermeden zal kunnen worden.

No comments:

Post a Comment